Utrecht ziet geothermie en restwarmte als meest kansrijk
De gemeente Utrecht heeft onlangs haar Brondocument Duurzame Warmte gepubliceerd. In deze strategie licht de gemeente toe welke duurzame warmtebronnen in aanmerking komen voor de warmtetransitie, en hoe deze bronnen per stadsdeel kunnen worden toegepast. Geothermie en restwarmte worden daarbij als de meest veelbelovende bronnen aangeduid.
Volgens de strategie zal de warmtevraag in 2050 naar verwachting uitkomen op 7,8 petajoule (PJ). Daarvan is circa 5,5 PJ bestemd voor de bestaande bouw en 2,3 PJ voor nieuwbouw en bedrijventerreinen. Hoewel verbeterde isolatie en klimaatverandering leiden tot een lagere warmtevraag per woning, wordt deze besparing grotendeels tenietgedaan door de geplande bouw van circa 85.000 nieuwe woningen – waarvan een groot deel in Rijnenburg.
Warmtenetten vormen de ruggengraat van de warmtevoorziening
Om aan de toekomstige warmtevraag te voldoen, kiest Utrecht voor een combinatie van collectieve en individuele oplossingen. Het bestaande warmtenet wordt uitgebreid, nieuwe buurtwarmtenetten worden ontwikkeld, en in gebieden waar dat niet haalbaar is, worden individuele systemen zoals warmtepompen toegepast. De precieze invulling verschilt per gebied en is afhankelijk van technische, economische en ruimtelijke factoren. De gemeente werkt met scenario’s waarin het aandeel van warmtenetten varieert van minimaal 2,5 PJ tot maximaal 6 PJ. In elk scenario blijft het bestaande warmtenet een belangrijke schakel: nu al voorziet het in ongeveer 30% van de warmtevraag. In de toekomst kunnen meer panden worden aangesloten, waaronder gebouwen die al aan het net liggen maar nog niet zijn gekoppeld. Het minimale scenario voorziet in 25.000 extra aansluitingen; in het maximale scenario is vrijwel de gehele bestaande bouw aangesloten.
Geothermie als duurzame basislast
Voor het stadsbrede warmtenet zijn geothermie en restwarmte op middentemperatuur de meest kansrijke bronnen. Beide leveren warmte op het juiste temperatuurniveau, zijn relatief kostenefficiënt en vergen weinig elektriciteit. Geothermie – zowel diep (1.500 tot 5.000 meter) als ondiep (500 tot 1.500 meter) – biedt het grootste potentieel. De verwachte opbrengst van diepe geothermie wordt geschat op 2,4 PJ per jaar. De beschikbaarheid hiervan moet nog worden aangetoond; in 2025 zal een proefboring in De Bilt-Zeist, onderdeel van het SCAN-programma, meer duidelijkheid bieden.
De inzet van restwarmte is afhankelijk van lokale bronnen. Hoewel het aanbod in Utrecht beperkt is, kunnen installaties zoals de asfaltcentrale en diverse utiliteitsgebouwen gezamenlijk naar schatting 0,6 PJ aan warmte op middentemperatuur en 0,8 PJ op lage temperatuur leveren.